Weer een fijne recensie van mijn dichtbundel, nu in Kunsttijdschrift Vlaanderen



http://kunsttijdschriftvlaanderen.be/recensies     14-03-2019

Recensie
Niet alles is orewoet & waarheid
Leen Pil

Uitgeverij P, 2018, 64 blz., EUR 17,00

Na een geslaagde doortocht bij gerenommeerde tijdschriften als onder
meer DW&B, Het Liegend Konijn en Deus ex Machina publiceert Leen
Pil (°1961) met Niet alles is orewoet & waarheid haar eerste volwaardige
bundel. Binnen een breed uitlopende opbouw - de bundel telt naast een
apart staand openingsgedicht zeven afdelingen – wordt de ruimte afgetast
die de ik uit de gedichten een plaats moet geven in de context van een
relatie en, ermee samenhangend, de vraag naar de verantwoordelijkheid
die de ik kan opnemen als het gaat om een op de actualiteit gerichte
samenlevingsproblematiek. Het openingsgedicht ‘We zullen milder en
wilder zijn dan hier’ zet het geheel van de bundel in perspectief:
vertrekkend vanuit het Antopoceen legt Pil de sterkte van de vrouw vast,
‘Vanaf dag één van het Antropoceen / zoeken de vrouwen de zwakke
plekken / in het pantser’. De erin beschreven actie die wordt ondernomen
en sterk lijkt op het zalven van het lichaam, legt alles in handen van de
vrouw: ‘in vrouwenhanden breekt niets’. In de diverse afdelingen die
volgen op dit programmatisch openingsgedicht worden voortdurend
grenzen afgetast, die tussen zekerheid en twijfel en, concreet in de
invulling dan: die tussen water en aarde. Water is het toonaangevend
motief in deze bundel. Niet toevallig focust de openingscyclus ‘Nice
matin’ op ‘baders die bloot en eigenwillig onverdund /zeewater drinken
om te ervaren wat dode vissen moeten voelen’. In een coherent
uitgewerkte reeks van vijf gedichten geeft Pil een poëtisch ingekleurde
versie van de evolutieleer. Perfect hieraan aansluitend wordt de blik in de
erop volgende gedichten gericht op de vluchtelingen die van overzee
komen, op de Arabische lente (met hier een subtiel aangereikt spel met
beelden rond ‘vroege’ en ‘jonge’ vogels), op een kind dat in een kamp
verblijft (‘hier is het een kracht om te handhaven / zonder uitgeput te
raken’). Dan komt her erop aan ‘huid’ te kweken (het huidmotief straat
centraal in de tweede afdeling), kinderen verder de geborgenheid te
schenken waar ze blijvend naar trachten, zoals mooi verwoord in het
gedicht ‘Verloren maandag’, waarin de traditie op die dag worstenbrood
en appelbollen te eten wordt beschreven. De breekbare tederheid tussen
kinderen komt ook aan bod in het ontroerend gave gedicht ‘Stoer’, waarin
kankerpatiëntjes ‘een plek bij elkaar vonden tussen de bedden’. Ook de
terugblik op de eigen kindertijd wordt ingekleurd door gemis en tekort.
‘Het woonhuis is een vrouw. Niet alles is orewoet en waarheid. Ik dacht
dat mijn moeder van negen / tot vier aan de schoolpoort bleef staan’ luidt
het in ‘Drie’. Orewoet, het Hadewych-begrip voor een diep brandend
verlangen naar liefde, wordt zo in zijn volle betekenis ontbladerd. En al
evenmin toevallig eindigt de bundel met een reeks gedichten rond smaak
en (letterlijk en figuurlijk) hongeren. En weer is er het kind dat openheid
suggereert naar de toekomst: in ‘Blootvoetse middag’, het op een na
laatste gedicht in de bundel, wordt het kind, dat ‘van stem tot stem de
klanken aan elkaar rijgt’, in een en dezelfde persoon alle anderen die zijn
komst hebben verbeid. Niet alles is orewoet & waarheid is een bundel die
zich pas na herhaalde lectuur (soms blijven de aangereikte beelden iets te
enigmatisch, soms wordt te nadrukkelijk een spel gespeeld met

klankassociaties) in zijn volle betekenis laat vatten.

[Jooris van Hulle]

Reacties

Populaire posts